Goed in vorm. Honderd jaar ontwerpen in Nederland.
Vrijdag 1 augustus 2008
Er is, zeker de laatste jaren, veel over vormgeving en vormgevers geschreven. Deze boeken richtten zich dan vaak op een ontwerper, fabrikant of productielijn maar nog niet eerder werd de Nederlandse ontwerpgeschiedenis zo uitvoerig en doorwrocht beschreven. En dat is eigenlijk curieus, want er zijn zoveel vragen te stellen over de Nederlandse vormgeving. Want hoe kan een klein en nauwelijks van industrie voorzien land toch zo veel betekenisvolle vormgevers heeft voortgebracht? En hoe kan het dat ambacht en avant–garde in de Nederlandse vormgeving beide, tegelijkertijd(!), van groot belang zijn geweest? Dit zijn slechts enkele van de vele vragen waarop het boek antwoord geeft.

Twee gezichten
De Nederlandse vormgeving heeft twee gezichten. Het eerste is gebaseerd op het principe van "doe–maar–gewoon–dan–doe–je–gek–genoeg". Je kunt zeggen dat het een Calvinistische basishouding van veel Nederlanders is. Maar er speelt ook iets anders. In de eerste helft van de twintigste eeuw was het tevens een reactie op de industriele producten die de fabrieken verlieten en beschikbaar waren voor het grote publiek. Ze waren vaak uitbundig geornamenteerd en een relatie tussen vorm en functie was niet zichtbaar. Dat kon anders vonden verschillende vormgevers zoals Piet Zwart, Paul Schuitema en Gerrit Rietveld. Begrippen als "rationaliteit" en "soberheid" werden hun leidraad. Producten moesten voor een groot publiek beschikbaar komen en deze goed vormgegeven producten zouden de gebruikers, zo was hun stellige overtuiging, gelukkiger maken. Want zo was de redenering: wie zich omringt met het mooie zal diezelfde karaktertrekken ook in zichzelf naar boven roepen.

Het tweede gezicht van de Nederlandse vormgeving is die van ambacht en persoonlijke expressie. Deze persoonlijke expressie in een product kan een puur esthetische vorm aannemen. Bijvoorbeeld bij vormgevers uit het begin van de twintigste eeuw als Eisenloeffel, Dijsselhof of Van der Hoef. De nadruk licht bij hen op kunst en ambacht. Later, aan het eind van de twintigste eeuw krijgt de persoonlijke expressie een andere, niet perse op esthetiek gerichte, vorm. Het gaat dan veel meer over het overbrengen van een, eigen, mening. Grafisch vormgever Jan van Toorn is een naam die in dit verband genoemd kan worden.

Typisch Nederlands?
In haar nawoord geeft de auteur aan dat het lastig is om aan te geven wat nu het meest karakteristiek is voor de Nederlandse vormgeving. Misschien wel de nimmer afwezige discussie over de rol van het ambacht en de vaak in een adem genoemde kleinschaligheid en persoonlijke expressie. Daarmee verbonden is de vraag hoe kunst en vormgeving zich verhouden. Want publicitair gezien zijn het de kunstzinnige ontwerpen die de aandacht krijgen en niet de alledaagse gebruiksvoorwerpen in in ieder Nederlands huishouden te vinden zijn. Hoewel Nederlandse vormgeving internationale bekendheid heeft gekregen, hebben slechts enkele ontwerpers een sterrenstatus gekregen en werkt het gros van de ontwerpers in volledige anonimiteit.

Het meest karakteristiek voor de Nederlandse vormgeving is wellicht de verwevenheid met sociale en ethische vraagstukken. Discussies met vormgevers gingen/gaan niet enkel en alleen over de vorm maar ook over het effect van de vorm op de sociale omgeving en de smaak van het volk. Kernwoorden voor deze vormgevers zijn eenvoud, soberheid en betaalbaarheid.

Een leuke anekdote over wat nu typisch Nederlands is aan de vormgeving, wordt gevormd door de omslag. Ik had het boek al enkele maanden geleden aangekondigd op mijn website en had een afbeelding van het (voorlopige) omslag overgenomen van de website van uitgeverij 010. Op de omslag prijkt de ladenkast you cannot lay down your memory van Tejo Remy (Droog Desing). Is dat typisch Nederlands? Nee, moet het antwoord zijn geweest. Want op het uiteindelijke omslag staat een melkfles. Het toonbeeld van soberheid en eenvoud. Misschien is dit een verwijzing naar de vuistregel die de organisatoren van interieurtentoonstellingen in het Stedelijk Museum in de jaren vijftig hanteerden: "wanneer een gewone alledaagse melkfles al te zeer contrasteerde met het omgevende interieur dan was een verkeerde richting gezocht".

Gedetailleerd, vol verbanden en vlot geschreven.
Met Goed in vorm. Honderd jaar ontwerpen in Nederland heeft Mienke Simon Thomas niet alleen de Nederlandse ontwerpgeschiedenis in kaart gebracht, ze heeft ook talloze verbanden tussen vormgeving, sociaal–economisch klimaat en opdrachtgevers gelegd. Hierdoor wordt het duidelijker waarom een bepaalde trend in de vormgeving op een bepaald moment in zwang komt en hoe deze trend zich vertaald naar individuele producten. Het boek leest, ondanks de vele namen en afkortingen, heerlijk vlot. Dat is een grote verdienste zeker als je ziet hoe compleet de auteur de geschiedenis van de Nederlandse vormgeving heeft beschreven.

Mienke Simon Thomas
Goed in vorm. Honderd jaar ontwerpen in Nederland.
272 bladzijden
Prijs € 24,50
Uitgeverij 010
ISBN 978 90 6450 655 0
Uitgegeven juni 2008
Links bij dit artikel: