cadoc.nl, boeken over kunst, fotografie en vormgeving (en nog veel meer)
De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep 1839-1889
Maandag 22 december 2008
Eén van de leukste uitspraken over fotografie bevindt zich achter in het boek. Het gaat niet zozeer over de positie van de fotograaf als wel over de positie van de fotografie zelf: "Van alle belangrijke uitvindingen die in de negentiende eeuw zijn gedaan was die van de fotografie waarschijnlijk de minst invloedrijke. […] het leven en handelen, het welzijn en de welvaart van de negentiende–eeuwer werden er niet in de directe zin door beïnvloed[…] Ze valt daarmee in de categorie van de schommelstoel en de saxofoon". Uiteindelijk zegt de positie van de fotografie ook iets over de positie van de fotograaf in de negentiende eeuw. "Bescheiden" is wellicht het woord dat het beste kan worden gebruikt.

De eerste fotografen
Om direct maar met de deur in huis te vallen: de eerste Nederlander van wie bekend is dat hij fotografeerde, is Christiaan Julius Lodewijk Portman. Hij stelde in 1839, dus het jaar waarin de uitvinding van de fotografie werelkundig werd gemaakt, enkele daguerrotypieën tentoon. Maar Portman was geen beroepsfotograaf. Dat gold overigens voor de meeste pioniers. Zij waren vrijwel zonder uitzondering fotograaf naast hun eigenlijke beroep (schilder, koopman, kantoorbediende,…). Pas na enige tijd werd de fotograaf een (financieel) volwaardig beroep.

De hoofdinkomsten voor de meeste negentiende–eeuwse fotografen bestonden uit het maken van de zogenaamde carte–de–visite–portretten. Welgestelden lieten zichzelf en hun naasten vereeuwigen om vervolgens deze portretten, bevestigd op een karton van ca. 6 x 8,5 centimeter, te ruilen met andere vrienden en familieleden. Op deze manier werden albums gevuld met familie, vrienden en bekenden. Wat dat betreft is een album met carte–de–visite–portretten niet veel anders dan het veel oudere album amicorum.

Niet alleen portretten uit de kleine kring van vrienden en familie waren gewild. Ook die van hun beroemde tijdgenoten werden verzameld. Portretten van leden van het koninklijk huis, bekende predikanten en schrijvers werden soms in hoge oplagen verspreid. Auteur Hans Rooseboom wijdt zelfs een heel hoofdstuk aan de verschillende carte–de–visite die er van Multatuli zijn gemaakt. Met een groot gevoel voor humor weet de auteur de juiste citaten van Multatuli te vinden. Alleen al de titel van het hoofdstuk: "Ik kijk altyd kwaad op myn portretten en dat is onwaar". Het maakt duidelijk dat Multatuli nog meer geleden moet hebben dan dat we al dachten...

Technische beperkingen
Iets waar je je tijdens het lezen van het boek steeds weer bewust van moet worden, zijn de technische moeilijkheden waarmee de negentiende–eeuwse fotograaf te maken had. In een tijd waarbij je zelfs met een mobiele telefoon met gemak een zeer behoorlijke foto kunt maken, zijn deze technische belemmeringen niet meer voor te stellen. Neem nu de belichting. Auteur Hans Rooseboom wijst de lezer nog maar eens op de uitdagingen die de negentiende–eeuwse fotograaf had. Bijvoorbeeld aan de hand van tekeningen van fotografie–ateliers die zijn overgebleven. Of aan de hand van de beschrijvingen die in die jaren zijn gedaan over het proces van gefotografeerd worden. Daarvoor was veel tijd en licht nodig. Licht was voor de doorgaans in de grote steden wonende fotografen een probleem. Buitenplaatsen aan de achterzijde van hun atelier/werkplaats was een optie. Een optie die door het blootstaan aan de elementen niet altijd een echte optie was. Niet voor de fotograaf en niet voor de geportretteerde.

De krenten in de spreekwoordelijke pap worden in het boek gevormd door de vele verwijzingen naar, en citaten uit eigentijdse bronnen over fotografie. Zoals de citaten uit "Eenvoudige handleiding tot photographie op collodium". Het maakt veel duidelijk, ook over belichting en de benodigde inrichting van het atelier:
""t Is van veel belang dat het glasraam–gedeelte van "t atelier naar "t noorden ziet en geheel tegen de zon beschut zij [...] Om dit in te zien moet de lezer wel weten dat het licht des voormiddags den krachtigsten invloed oefent, zodat men ongeveer omstreeks elf ure het spoedigst werkt. Wordt het drie ure in den namiddag, dan duurt de pose aanmerkelijk langer".

Positie en status
Terug naar de titel van het boek en terug naar het begin van deze bespreking. Bescheidenheid is het trefwoord. Zo waren de inkomsten van deze vroege fotografen geen vetpot. Lagere middenklasse zou je kunnen zeggen. Een enkele uitzondering in positieve en negatieve zin daargelaten. Over de sociale status van de fotograaf in de negentiende eeuw is vaak niet direct iets te zeggen. Deze status is wel af te leiden uit de sociale status van de schoonvaders van de fotografen. Statusgevoelig als de negentiende–eeuwers waren, zouden ze niet snel buiten hun sociaal–economische "kaste" trouwen. Vandaar dat de beroepen van schoonvaders een goede indicatie geven van waar we de fotograaf op de sociaal–economische ladder mogen plaatsen. Te oordelen naar de beroepen van de schoonvaders (werklui, kooplui en klerken) was die bescheiden.

Grote lijnen, kleine doorkijkjes: een aanrader!
"De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep 1839–1889" is een proefschrift. Dat bedoel ik niet als negatief waardeoordeel. Je zou namelijk tijdens het lezen regelmatig kunnen vergeten dat het om een proefschrift gaat. Hans Rooseboom´s manier van schrijven is vlot, prettig en ook voor niet–ingewijden (zoals ik) zeer goed te volgen. Je kunt alleen aan de gedegenheid waarmee hij de verschillende aspecten van het onderwerp heeft uitgewerkt, merken dat het om een proefschrift gaat. Ook deze gedegenheid bedoel ik niet als eufemisme voor uitgebreid of diepgaand. In bijvoorbeeld de hoofdstukken over de portretten van Multatuli en de albums met carte–de–visite zijn het juist de (gedegen) verwijzingen naar en citaten uit contemporaine bronnen die een sfeerbeeld meegeven aan de negentiende–eeuwse fotografie.

Voor de gemiddelde, in fotografie geïnteresseerde, lezer is misschien niet ieder onderwerp dat Rooseboom uitdiept zijn of haar cup of tea. Maar doorgaans blijft de auteur boeien ook (of misschien wel juist) wanneer hij bepaalde onderwerpen wat verder uitdiept. Het boek is dan ook een aanrader voor iedereen die in het algemeen in fotografie geïnteresseerd is en een must voor iedereen die ook maar iets heeft met de negentiende–eeuwse fotografie.

Hans Rooseboom
De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep 1839–1889
395 bladzijden
Prijs € 34,50
Primavera Pers
ISBN 978–90–5997–052–6
Uitgegeven december 2008
Links bij dit artikel: