Piet J. Buijnsters. Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat
Dinsdag 6 maart 2007

Omslag van Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat (Vantilt, 2007)Tijdens mijn studententijd in Groningen, een kleine vijftien jaar geleden, werd ik gegrepen door het boekenvirus. De symptomen waren in het begin nog mild: twee keer in de week maakte ik een ronde langs mijn favoriete antiquariaten. Na de nieuwste aanwinsten van de antiquaar (let op de dubbele a) te hebben gezien was het tijd voor het traditionele boekenpraatje met de boekverkoper en zijn andere vaste klanten: wie heeft wat gevonden, welke antiquaar heeft welke bibliotheek gekocht, verhalen uit de oude doos en, uiteraard, verhalen van de Grote Jongens. De verhalen uit de oude doos gingen altijd over betere tijden en over oude namen. Oude namen die langzamerhand bij mij insleten maar die zonder achtergrondinformatie bleven. De Grote Jongens, boekverkopers zijn vrijwel altijd mannen, bevonden zich vrijwel zonder uitzondering in het Westen: André Schwertz, Aioloz, Kok, Bert Hage, enzovoorts. Als nieuwbakken boekenliefhebber hadden de gesprekken iets magisch: je voelde je verbonden met een wereld die dicht bij ligt maar die op dat moment nog op afstand bleef.

Het beeld dat Buijnsters schetst in zijn "Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat" is voor de boekenliefhebber dan ook een feest der herkenning: het ritueel van booktalk, de oude namen, de grote jongens, de ontwikkelingen in het tweedehandsboekenvak, enzovoorts. Met bijna encyclopedische nauwkeurigheid beschrijft hij de verschillende facetten van het Nederlandse antiquariaat en boekenveilingen.

"De oude handel"
Het Nederlandse antiquariaat is een relatief nieuw verschijnsel. Volgens boekwetenschapper Herman de la Fontaine Verwey was de uit Gent afkomstige Pieter van Damme (1727–1806) eigenlijk de eerste Nederlandse antiquaar. Daarmee was "de oude handel" geboren. Hoewel er al langer boeken in de Nederlanden werden verhandeld, ging het vaak om nieuwe boeken. Wel waren er handelaren die in zowel nieuwe als oude boeken deden. Nieuw was in die jaren een relatief begrip: boeken bleven veel langer dan nu (ongebonden) bij de uitgevers in de magazijnen liggen. De handel in boeken die té lang op de planken bij de uitgevers bleven liggen, de zogenaamde restpartijen, vormde toen een substantieel aandeel in de antiquarische handel. Ook tegenwoordig zijn restpartijen nog interessant. Boekhandelaren als De Slegte en Steven Sterk leven er van.

De oude namen
Wie enige tijd heeft doorgebracht in de wereld van het tweedehandse boek, kent de namen: Frederik Muller, R.W.P. de Vries, Martinus Nijhoff en Van Stockum. Deze voornamelijk negentiende eeuwse antiquaren zijn qua naam bij velen bekend. Maar hun achtergrond was, voor mij althans, vaak obscuur. Buijnsters weet de namen om te toveren in beelden van het oude antiquariaat. Wat daarbij vooral opvalt, is de verwantschap (al dan niet in familiesfeer) tussen de verschillende antiquaren. De meer ervaren boekverkopers namen bij een succesvolle zaak ondergeschikten in dienst die vervolgens weer voor zichzelf begonnen. Deze elkaar opvolgende leerscholen vormen bijna een rechtstreekse estafette naar het heden.

De grote jongens in moderne tijden
Bijna de helft van het boek, ongeveer 200 bladzijden, is gewijd aan het naoorlogse antiquariaat. Daar komen de namen terug die ik hoorde tijdens de gesprekken met antiquaren en mede–verzamelaars. Het is opvallend dat net als in de negentiende eeuw het wemelt van de verwantschappen. Leerlingen die hun leermeesters gaan concurreren. Het is een wereld van ons–kent–ons. Deze sfeer ademt het laatste deel van het boek: veel namen en verbanden tussen namen & antiquariaten. Het is opvallend dat het nieuwe antiquariaat zich specialiseert. Bijvoorbeeld in Nederlandse letteren na 1880 (zoals bij Fokas Holthuis) of oude reisbeschrijvingen & koloniale geschiedenis (Gert Jan Bestebreurtje). Ook beschrijft Buijnsters de invloed van recente ontwikkelingen als het internet op het Nederlandse antiquariaat. Weemoed en kansen wisselen elkaar wat dat betreft af. Want hoewel een deel van de antiquariaten er voor kiest om de fysieke deuren te sluiten en de virtuele te openen, blijft het aankomen op goed vakmanschap. En voor degene die goede inkoop met goede verkoop weet te combineren, biedt het internet kansen.

Uitgebreid, interessant en iets uit balans
Voor de boekenliefhebber is "Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat" een welkome aanvulling op de bestaande literatuur over boeken en boekhandel in Nederland. Met veel aandacht voor detail brengt Buijnsters het heden en het verleden van het Nederlandse antiquariaat tot leven. Hij weet daarbij verbanden te leggen tussen de hoofdrolspelers uit heden en verleden.
Bij mij rijst echter wel de vraag of de aandacht voor detail soms niet zijn doel voorbij schiet. Met name in de tweede helft van het boek, dat zich volledig richt op het naoorlogse antiquariaat, raakte ik de grote lijn wat kwijt door het ogenschijnlijke streven naar volledigheid. Hierdoor lijkt de balans wat uit evenwicht tussen detail en grote lijn. Door het noemen van zoveel namen lijkt het alsof er een uitputtende lijst is gehanteerd. Dit is uiteraard niet zo. Antiquariaten die niet in het Westen gesitueerd zijn of niet groot genoeg zijn, worden slechts sporadisch genoemd. Gaat het door Buijnsters vertelde verhaal ook op voor deze kleinere en meer in de periferie gelegen antiquariaten? Waarschijnlijk wel. Maar in het boek wordt er weinig aandacht aan besteed.

Even terug naar het antiquariaat waar ik als student vele uren doorbracht: het is verdwenen. De oorzaken: een hoge huur en internet. De boekverkoper in kwestie heeft ondertussen zelf ook zijn heil gezocht op het internet...

Links bij dit artikel: