Jan Wils. De Stijl en verder
Dinsdag 31 juli 2007
Wie Jan Wils zegt, zegt ook Olympisch stadion Amsterdam. Het stadion prijkt dan ook het stofomslag. Wanneer je nog iets langer nadenkt over de bouwwerken waar de naam van Wils aan verbonden is, dan komt de 'Papaverhof' snel naar boven. Lastiger wordt het wanneer je wordt gevraagd een ontwerp van zijn hand te noemen na 1945. En dat terwijl hij toch tot 1969 aktief was.

Waarom kennen we Wils alleen van zijn relatief vroege werk? Wat heeft hij nadien, zeg maar tot 1969, nog aan zijn oeuvre toegevoegd? Dat zijn de hoofdvragen waarmee de schrijver van dit boek, Herman van Bergeijk, zich heeft beziggehouden.

Gloriedagen en avant–garde
Jan Wils werd in 1891 als zoon van aannemer Evert Wils en Jannetje Blankman geboren. Al vanaf zijn jeugd was er de interesse voor de architectuur. Het was hem dan ook met de paplepel ingegoten. Vanaf 1908 zijn zijn eerste ontwerpen bekend en in de jaren die daarop volgden kreeg hij de eerste opdrachten voor verbouwingen, zomerhuisjes, enzovoorts via familie, vrienden en bekenden. In 1914 trouwde Wils en ging werken voor H.P. Berlage. Wils en Berlage deelden op bepaalde hoogte dezelfde ideeen over architectuur en samenleving. Berlage vanuit een sociaal–democratisch perspectief en Wils vanuit het communistische. Dit had consequenties voor de architectuur die hij voor ogen had: de eenheid tussen kunst en maatschappij moest ook worden vertaald in het ruimtelijk denken. Zoals Van Bergeijk het zo mooi formuleert: ruimtekunst in plaats van stijlarchitectuur. Via Berlage komt Wils ook in aanraking met werk en theorie van Frank Lloyd Wright. Het sloot aan bij zijn 'ruimtekunst' en het nam afstand van het ornamenteren.

Via de Haagse contacten komt Wils steeds meer in aanraking met vertegenwooordigers van het culturele kimaat in die dagen. Zo zal hij ook Theo van Doesburg hebben ontmoet en hem bekend hebben gemaakt met 'De Stijl'. Wils was dan ook een van de ondertekenaars van het eerste manifest van De Stijl. De relatie met Van Doesburg was niet altijd eenvoudig. Wils was actief en publiceerde in meerdere periodieken zoals Levende Kunst en Wendingen. De de relatie met Van Doesburg bekoelde maar met andere leden van de Stijl bleef hij wel contact houden, zoals Vilmos Huszar, Oud en Van Eesteren.

De meest in het oog springende ontwerpen uit die jaren zijn die van het 'Papaverhof' (Den Haag) en het 'Oympisch Stadion' (Amsterdam). Deze maar de andere ontwerpen uit die tijd zijn complete ontwerpen in de zin dat Wils werkte vanuit een sociaal, technisch als esthetisch oogpunt. Wils wilde waar hij kon het woonklimaat verbeteren. Hij deed dit bijvoorbeeld door telkens weer elektriciteit in woningen aan te prijzen.

De onbekende Jan Wils
Dat het moeilijk is om een na–oorlogs werk van Wils te noemen, ligt niet aan zijn productie. Wanneer je de oeuvrecatalogus, die deel uitmaakt van het boek, bekijkt dan zijn van de 203 ontwerpen/plannen er 115 voor en 88 na 1940. Veel meer speelt de tijdgeest een rol. De opbouw van het na–oorlogse Nederland vroeg om een andere houding van de architect. Een meer gedienstige en minder op individueel presteren gerichte houding. Wils nam deze houding over. Zijn ontwerpen uit de na–oorlogse jaren zijn springen minder in het oog dan zijn voor–oorlogse. Dat betekent niet dat de ontwerpen ondergeschikt zijn aan zijn eerdere ontwerpen. Efficiency en soberheid gaan hand in hand met de snelheid en functionaliteit die de opdrachtgevers destijds vroegen.

Overzichtelijk, toegankelijk en leesbaar
Herman van Bergeijk heeft het boek over Wils voor een groot publiek bereikbaar gemaakt. Zowel voor de leek als de ingewijde. Het is ook een compleet boek. Niet eerder herdrukte teksten van Wils zijn opgenomen en het boek heeft een overzichtelijke oeuvrecatalogus. En, zoals je van uitgeverij 010 mag verwachten, is het boek prachtig vormgegeven. Kortom, een geslaagd boek!
Links bij dit artikel: