Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie
Zondag 10 januari 2010

Omslag van Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie (NAi uitgevers, 2009) Voor een museum geldt hetzelfde als voor een particuliere verzamelaar: compleetheid is een illusie. Schoorvoetend moet je je ambities vaak bijstellen om de (financiële) werkelijkheid onder ogen te zien. Des te opmerkelijker is het om te zien wat voor fantastische collectie fotografie het Stedelijk Museum in Amsterdam in de afgelopen halve eeuw bijeen heeft gebracht. Want wie het boek Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie doorbladert, twijfelt geen moment: het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft een werkelijk fenomenale collectie fotografie. Ieder fotobijschrift vermeldt wel een grote naam. Hoe is het mogelijk dat het Stedelijk naast een ongeëvenaarde verzameling hedendaagse schilderkunst, toegepaste kunst, videokunst, enzovoorts, ook nog eens deze verzameling? Een ruim budget? Een gelukkige hand? Een vooruitziende blik? Het antwoord valt te lezen in Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie.

Het Stedelijk Museum was weliswaar in 1958 het eerste museum in Europa dat fotografie was gaan verzamelen maar het was zeker niet het eerste museum waar gedachten over een dergelijk initiatief waren ontstaan. Al voor de Tweede Wereldoorlog probeerde W. Jos de Gruyter als directeur van het Groninger Museum fotografie als kunstzinnige uiting in de museale collectie op te nemen. Het mislukte jammerlijk. Zijn voostel mocht rekenen op fikse bezwaren van het bestuur. Het was in zijn ogen unfair dat fotografische werken wél tentoongesteld werden maar niét werden aangekocht. Het bestuur dacht daar klaarblijkelijk anders over. De directeur van het Stedelijk Museum in de periode 1945–1962, Willem Sandberg, omzeilde eenvoudigweg dit soort obstakels. Dank zij zijn goede formele en informele contacten wist hij vaak zijn ideeën te realiseren. Zo ook de start van een collectie fotografie in het Stedelijk Museum.

 Hans Aarsman. <i>Waterhuizen</i>. Uit: <i>Hollandse taferelen</i>, 1988 (chromogenic C–print op papier, 79.2 x 100.5 cm)
Hans Aarsman. Waterhuizen. Uit: Hollandse taferelen, 1988 (chromogenic C–print op papier, 79.2 x 100.5 cm)


Het binnen de museale muren brengen van fotografie, betekende niet dat fotografie een vanzelfsprekende plek had verworven. Alleen al de fysieke plek waar de fotocollectie werd ondergebracht is wat dat betreft sprekend: de bibliotheek, de afdeling Toegepaste kunst, het Prentenkabinet. De strijd die ook binnen het museum zelf plaats vond speelde zich af rondom de vraag: wanneer is fotografie kunst? Sandberg had daarop een even helder als elegant antwoord:

Natuurlijk kan een foto kunst zijn mits zij gemaakt is door een kunstenaar gemaakt is. Niet het materiaal of het gereedschap van de maker bepaalt, of een object kunstwaarde heeft. Als dat zo was, zouden wij een groot deel van de moderne kunst als kitsch moeten verwerpen: de schilderijen van tramkaartjes bijvoorbeeld en alle plastieken, gemaakt van ijzerdraad en kippengaas. Het enige criterium zijn de visie en de creatieve vermogens van de kunstenaar.


Toch was dit niet het finale antwoord waarmee alle vragen over collectievorming beantwoord waren. Integendeel. Ook Sandberg zelf bleek gevoelig te zijn voor de aard van het medium waarin een fotografisch kunstwerk werd vervaardigd. Zo beschouwde hij een foto als een naar wens en noodzaak te reproduceren kunstwerk. Het formaat moest "handig" zijn voor het museum en de tentoonstelling waarop een foto werd getoond. Het idee dat de foto een object was had, bij Sandberg althans, nog geen ingang gevonden. Voor hem was een foto weliswaar te beschouwen als een kunstvoorwerp maar wel één die aangepast kon worden aan de wensen van de gebruiker. In het geval van een museum betekende dit dat bij de bepaling van het formaat de museale eisen (zichtbaarheid, uniformiteit, presentatie) belangrijker waren dan oorspronkelijkheid. Het begrip vintage had nog maar weinig waarde.

Koen Wessing. Uit: <i>Nicaragua 1978</i>, 1978 (ontwikkelgelatinezilverdruk op papier, 25.1 x 36.7 cm)
Koen Wessing. Uit: Nicaragua 1978, 1978 (ontwikkelgelatinezilverdruk op papier, 25.1 x 36.7 cm)


Het antwoord van Sandberg verloor in de loop der jaren ook aan geldigheid. Of beter gezegd: de veranderende tijden maakten telkens een up–to–date antwoord noodzakelijk op de vraag of fotografie kunst is en zo ja, welke stukken aan de collectie toegevoegd moesten worden. De fotografie veranderde, de smaak veranderde, de waardering van de fotografie veranderde. De criteria voor aankoopbeleid moesten wel mee veranderen. In de loop der jaren na Sandberg heeft het Stedelijk Museum met wisselend succes de fotografiecollectie aangevuld. Het aankoopbeleid bleef geruime tijd problematisch en dat veranderde pas wezenlijk in de periode 1976–1989 met de aanstelling van een specialist op dit specifieke vakgebied. Conservator Els Barents legde de basis voor de karakteristieke clusters van de verzameling. Zij kocht onder andere de collectie Diepraam in 1987. Haar aankoopcriteria waren samenhang en continuïteit binnen het oeuvre van een fotograaf en inhoudelijke kwaliteit van individuele foto´s. Onder haar regime werden de foto´s zelf meer als objecten behandeld. "Vintage" en lijsten waren geen taboe meer. Els Barents laat in afscheidsinterview doorschemeren wat het lastige is van fotografie:

[Fotografie] is eigenlijk geen afgesloten kunstvorm: het omvat alles, van beeldende kunst tot en met modefotografie.

Dat maakt het collectioneren tot een kunst op zich.


Als er één rode draad uit Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie te halen valt, dan is het wel de noodzakelijkheid van het hebben van een eigentijdse visie op collectievorming. Want een nieuwe tijd brengt nieuwe vragen met zich mee. Wat bijvoorbeeld te doen met de opkomende interesse voor "gevonden fotografie", zoals de schiettentfoto´s Ria van Dijk? Met de rode draad in het achterhoofd kunnen ook de eerste vragen uit het artikel worden beantwoord. De collectie is niet tot stand gekomen met behulp van een overdreven ruim budget, ook van een gelukkige hand is geen sprake maar door het hebben van een heldere visie en het daarna doen van gerichte aankopen.

 Man Ray. <i>Noire et blanche</i>, 1926 (getoonde ontwikkelgelatinezilverdruk, gemonteerd op triplex 21.2 x 27.5 cm)
Man Ray. Noire et blanche, 1926 (getoonde ontwikkelgelatinezilverdruk, gemonteerd op triplex 21.2 x 27.5 cm)


Wie overigens vreest dat Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie een relaas is dat enkel en alleen voor intimi in en rondom het Stedelijk Museum bedoeld is, wordt aangenaam verrast. Het boek geeft, uiteraard, alle ins–and–outs over de collectie in Stedelijk Museum, verhaalt over de verschillende curatoren en licht de aankoop van diverse hoogtepunten toe maar doet en passant ook de geschiedenis van de publieke en museale waardering van fotografie in Nederland (en daar buiten) uit de doeken. Fotografie als kunstvorm welteverstaan.

Hripsimé Visser, Rik Suermondt
Fotografie in het Stedelijk. De geschiedenis van een collectie
316 bladzijden
Prijs € 29,50
NAi uitgevers
ISBN 978–90–5662–713–3
Verschenen oktober 2009
Links bij dit artikel: