cadoc.nl, boeken over kunst, fotografie en vormgeving (en nog veel meer)
Das Schubladenmuseum 1970-1977
Woensdag 15 juni 2011

Omslag van Das Schubladenmuseum 1970–1977 (Scheidegger & Spiess, 2011)Zeven jaar lang heeft de Zwitserse kunstenaar Herbert Distel (1942) gewerkt aan een miniatuurmuseum voor moderne kunst. Met de ultieme gelijkheidsgedachte in het achterhoofd kreeg iedere kunstenaar in een ladenkast voor naaigerij een ruimte beschikbaar van slechts 5,7 centimeter breed, 4,8 centimeter diep en 4,3 centimeter hoog. Het museum is een kunstwerk op zich geworden. Met 500 bijdragen van grote en kleinere namen uit de internationale kunstwereld uit de jaren zestig en zeventig lijkt het alsof de kunsthistorische wereld voor even bevroren is. Vorig jaar is het museum grondig gerestaureerd en is het in zijn volle glorie te bewonderen in het Kunsthaus Zürich. Ter gelegenheid van de restauratie en de tentoonstelling verscheen de heerlijke catalogus Das Schubladenmuseum 1970-1977 / The Museum of Drawers 1970-1977 bij uitgeverij Scheidegger & Spiess.

Het begon eigenlijk allemaal met de kast zelf. Herbert Distel stuitte toevallig op een dergelijke kast terwijl hij een tentoonstelling in Brussel voorbereidde. In de laden bevonden zich allerlei ditjes-en-datjes die dankzij de strenge en effectieve compartimentering er voor zorgden dat overeenkomstige ditjes-en-datjes bij elkaar bleven liggen. Onmiddelijk vormde bij Distel zich de gedachte van een kunstzinnige mogelijkheid. Met in het achterhoofd de recente werken van meester-kunstenaar Duchamp, zag hij voor zich hoe de gelaagdheid en geometrische onderverdeling tot iets moois kon leiden. Daarna ontwikkelde zich de gedachte om ieder compartiment te voorzien van een kunstwerk: één vakje, één kunstenaar, één kunstwerk.


uit: Das Schubladenmuseum 1970–1977 (Scheidegger & Spiess, 2011)
Carl Andre: Apache Tears (1973) uit: Das Schubladenmuseum 1970-1977 (Scheidegger & Spiess, 2010)


Om te weten te komen of zijn idee een haalbare kaart was, schreef hij enkele kunstenaars van naam aan met het verzoek een werk aan te leveren om in de minimale ruimte van pak-em-beet 5 bij 5 bij 5 centimeter tentoon te kunnen stellen. Tot zijn stomme verbazing honoreerde iedereen zijn verzoek. En daarmee waren de eerste vakken voor (onder andere) Joseph Beuys, Christian Boltanski, Jan Dibbets, Sam Francis, Merret Oppenheim, Hannah Höch, Daniel Spoerri, Victor Vaserely en Ben Vautier.

Het duurde daarna nog zeven jaar voordat alle 500 vakken van een kunstwerk waren voorzien. In een niet aflatende stroom (bedel)brieven en meerdere persoonlijke bezoeken probeerde Distel zijn kunstbroeders er van te overtuigen een kunstwerk voor de ongeveer 180 centimeter hoge kast te vervaardigen. Vaak met succes. De grootste teleurstellingen waren de kunstenaars die gedurende zijn project stierven en waarvoor Distel nog geen tijd had kunnen vinden om ze persoonlijk te benaderen. Het meest wrange sterfgeval was in dat opzicht dat van grootmeester Pablo Picasso. Een afspraak was gepland maar twee weken voordat Distel Picasso zou ontmoeten, stierf de man van wie hij zo graag een werk aan zijn kunsttoren had willen toevoegen. Postuum is, als pleister op den wonde, alsnog een miniatuurboek met grafiek van Picasso toegevoegd aan het museum.


uit: Das Schubladenmuseum 1970–1977 (Scheidegger & Spiess, 2011)
George Brecht: Untitled (1973) uit: Das Schubladenmuseum 1970-1977 (Scheidegger & Spiess, 2010)


Maar tegenover dit soort teleurstellingen staan natuurlijk wel vijfhonderd successen. Zoals Distel het omschreef was de periode waarin hij aan het ladenmuseum werkte, één langgerekte pakjesavond. Per post arriveerden bijna wekelijks pakketjes met de door hem verzochte werken en een enkele keer meldden de kunstenaars zich aan zijn voordeur. Zoals Sol LeWitt die in 1972 toch al in Bern was ter voorbereiding van een tentoonstelling en van de gelegenheid gebruikmaakte om in situ een werk voor het miniatuurmuseum te creëren. Een enkele kunstenaar lijkt ietwat gemakzuchtig te zijn geweest maar de meesten hebben een volwaardig kunstwerk afgeleverd waarmee ze bewijzen dat formaat er in de kunst niet toe doet.


uit: Das Schubladenmuseum 1970–1977 (Scheidegger & Spiess, 2011)
Hannah Höch: Ohne Titel (1971) uit: Das Schubladenmuseum 1970-1977 (Scheidegger & Spiess, 2010)


Het boek Das Schubladenmuseum 1970-1977 / The Museum of Drawers 1970-1977 toont alfabetisch (van Ivor Abrahams tot en met Markus Zürcher) alle werken die Distel heeft mogen ontvangen op vrijwel ware grootte. Het totaalbeeld dat deze dwarsdoorsnede van deze naoorlogse kunst geeft, is indrukwekkend. Zo is duidelijk de sterke vertegenwoordiging van conceptuele kunst, Fluxus, Pop-art en arte povera te zien en kunnen we nog een staartje van het abstracte expressionisme waarnemen. Er valt nog veel meer goeds te zeggen over het werk en het boek. Het beste is om dit zorgvuldig vormgegeven werk maar zelf aan te schaffen. Een absolute aanrader!

Thomas Kramer (samenstelling)
Das Schubladenmuseum 1970-1977
184 bladzijden
Prijs € 48,00
Scheidegger & Spiess
ISBN 978-3-85881-333-6
Verschenen juni 2011
Links bij dit artikel: